_

College TEMA 31 Maart 2000: Macht van de ingenieur

 - rtAIM
 - Tema
 - - Macht *
 - - Geschiedenis


Valid HTML 4.0!
Valid CSS!
Viewable with ANY browser!

College TEMA 31 Maart 2000 door Harry Lintsen
Aantekeningen door Willem van Engen

Thematiek

Algemene probleemstelling bijvoorbeeld: Hoe functioneert een natuurkundig ingenieur in een bedrijf en hoe heeft de opleiding technische natuurkunde hem daarop voorbereid (of niet)? Hieromheen moet je een aantal thema's formuleren om duidelijk te krijgen wat je wilt weten en hoe je het in het verhaal gaat passen. Bijvoorbeeld de volgende stellingen.

  • TU is opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker
  • TU-opleiding is sleutel tot toegang tot uiteenlopende fiuncties.
  • Ontbreken (in meer of mindere mate):
    • Voorbereiding op overgang studie-beroep
    • Sociale en communic vaardigheden
    • Management aspecten
    • Algemeen techniek en matschappij

Als je naar advertenties kijkt zie je dat de opleiding technische natuurkunde zeer beperkt is. Vaak wordt buiten de vaardigheden die in de studie geleerd worden, ook gevraagd naar communicatieve vaardigheden, sterke persoonlijkheid, brede interesse. Bovenaan de lijst van gevraagde dingen staat communicatieve vaardigheden, dan sociale vaardigheden; flexibiliteit, doorzettingsvermogen, teamgeest, overtuigingskracht.

OpleidingBeroepspraktijk
Organisatie gericht op hem/haarHij/zij gericht op organisatie
Persoonlijke vormingDoel van de organisatie
GelijkwaardigheidHiërarchie
Individueel gebeurenSamenwerking
Verantwoordelijkheid voor jezelfVerantwoordelijkheid voor anderen en bedrijf
Eigen subcultuurAanpassing bedrijfsleven
Vrije dagindelingStrakke dagindeling
Gelijk hebbenGelijk ikrijgen
Duidelijke beoordelingsprocdureOnduidelijke beoordelingsprocedure
SpecialistichMeer generalistisch
Intelligentie bepalendAndere persoonlijke eigenschappen bepalend

Het ingenieursberoep binnen het bedrijf

Het interview gaat over de ingenieur, is erg opde beroepspraktijk gericht. Daar moet je bovenuit komen. Welke rol vervult niet de ingenieur, maar het ingenieursberoep binnen dat bedrijf (economische sector)? Daarvoor gaan we eerst kijken naar de tijd rond 1900.

Rond 1900 was er over het algemeen het klassiek kapitalisme: klein familiebedrijf. Het hoofd is de ondernemer-handelaar-kapitalist. Deze was de eigenaar, financier, bedrijfsleider, in- en verkoper, vernieuwer en organisator tegelijk. Toen had 0.1% van de bevolking 24% bezit in handen. Rond 1974 had 0.1% van de bevolking 11% van het bezit in handen. In 1900 waren van alle bezittingen in Nederland 90% in handen van particulieren, in 1980 was dat minder dan 50%. De rest was in handen van collectieve vermogens. Dat zijn niet-commerciele organisaties (bijv. ANWB, consumentenbond), semi-prive vermogens (bijv. pensioenfondsen, lijfrentemaatschappijen), en orgaan vermogens (bijv. het verschil tussen de waarde aan aandelen en wat een bedrijf waard is). Je ziet dat in de 20e eeuw het bezit is verschoven van particuliere naar collectieve vermogens.

Er is ook en verschuiving opgetreden van het management van de klassieke ondernemer naar het management. Wie behoort het management? Rond 1880 waren er 7% ingenieurs in de nijverheid en 2% als directeur of ondernemer. Dan treedt er een verschuiving op. Waren voorheen ingenieurs te duur en niet praktisch genoeg, rond 1900 konden ze een goede bijdrage leveren. In 1920 waren en 40% ingenieurs in de nijverheid en 14% was directeur of ondernemer.

Niet alleen ingenieurs proberen daar een positie in te veroveren. In 1969 hadden ongeveer 450 personen een centrale rol in de commerciele sector. Daarvan waren ingenieurs 13%, juristen 32%, andere academici 25% waarvan economen 13%, en 30% had geen academische titel. Tegenwoordig zijn er wat meer economen dan juristen, maar ingenieurs blijven niet zo sterk vertegenwoordigd. Het gaat in deze netwerken om economie. De kern van dit netwerk wordt door de financiële wereld vertegenwoordigd en dit is een andere sector dan de technische.

In technische bedrijven maken ingenieurs (HBO&TU) maken zo'n 60% van de president-directeuren uit. In Philips was in 1982 50% van het topmanagement ingenieur of natuurwetenschapper. Je ziet ook dat niet-academici hoge functies kunnen hebben.

De ingenieur komt dus vaak voor in het management. Management bestaat uit twee delen:

  • Financiëel management - Eigendoms- en investeringsfunctie, beheer van het kapitaal. Relaties, aandelen, koersen, rentibiliteit van afdelingen, projecten... Dit zijn vooral juristen en economen.
  • Technisch management - Innovatiefunctie en productiefunctie. Dit zijn vooral ingenieurs.
  • Personeelsmanagement
  • Milieumanagement, dit hangt van het bedrijf af.

De twee belangrijkste categoriëen zijn de eerste twee. Vroeger had Philips twee typen directeuren: commercieel en technisch directeur. Beide hadden die even grote bevoegdheden. Tegenwoordig is het gangbaar bij Philips dat er drie directeuren zijn: commercieel, financieel, technisch in die volgorde. Deze cultuuromslag heeft plaatsgevonden door de crisis bij Philips, waar daarvoor het technisch management te veel invloed had. Hierdoor had Philips het contact met de klant verloren. De omslag is gebeurd onder Boonstra en voorgangers.

Nu eens kijken naar ingenieurs in de politiek. Van de tweede kamerleden heeft 89% een academische/HBO- opleiding. De technische wetenschappen zijn zwaar ondervertegenwoordigd. Dat is ook door de geschiedenis heen. Ongeveer 10% heeft een technische achtergrond. De meeste tweede kamerleden zijn voorheen als ambtenaar werkzaam geweest. Voor politicus moet je dus geen technische studie volgen. De macht zit echter niet bij de tweede kamer alleen. Het ambtelijk apparaat heeft een grote invloed op het beleid en daarvan heeft 36% een exacte wetenschap gestudeerd. 80% van het bestuur van de waterstaat is bijvoorbeeld ingenieur.

De macht van ingenieurs in de Nederlands samenleving

Over macht wordt negatief gedacht. Het is eigenlijk overal in de samenleving zichtbaar. De docent bijvoorbeeld bepaald wat er gebeurd en de studenten zijn stil. Tentamens, de docent dwingt de student (weliswaar op een beperkt gebeid) te studeren. De student is niet geheel machteloos en kan protesteren bij de decaan, P-raad, subversieve acties.

Macht is het vermogen om gedrag van individu of groep te bepalen of richting te geven. Macht heeft een objectieve en subjectieve kant.

  • Objectief
    • Macht verbonden aan positie (machtspositie)
    • Verhouding in macht tussen posities (machtsverhouding)
    • Middelen om macht uit te oefenen
    • Bronnen van macht
  • Subjectief
    • Bewustzijn eigen macht en macht ervaren.
    • Houding en solidarietet; oordel over eigen en andermans machtspositie

Bronnen van macht

  • Kennis. Wil dit macht inhouden, dan moet aan de volgende drie voorwaarden voldaan zijn:
    • Het "esoterisch" karakter. De gemiddelde burger staat er volstrekt buiten, beheerst het niet en kan het zich niet eigen maken. Daarmee schep je sociale afstand.
    • Het heeft een hoge gebruikswaarde; het is nuttige kennis.
    • Het heeft een hoge normatieve waarde; het is geaccepteerde kennis. De samenleving vindt het relevant. Rond 1900 waren er ook ingenieurs, maar de klassieke ondernemers vonden het geenszins belangrijk. De samenleving nu vindt wetenschappelijke kennis belangrijk.
  • Referentiemacht
    • Relaties met maatschappelijke elite
    • Sociale afkomst/familierelaties. Dit was vroeger veel belangrijker dan nu. Dit resulteert vaak ookin meer relaties met de elite. Dit ligt heel subtiel.
  • Bevoegdheden verbonden met posities
    • Algemeen wettelijk
    • Specefieke in organisaties
  • Ingenieurs als een collectiviteit, ingenieursverenigingen e.d. In een bedrijf zijn ingenieurs ook verbonden.
  • "Dubbelfunctionaris"
    • Bepaalt mede het beleid in beide instellingen
    • Heeft goegang tot informatie van instellingen
    • Heeft mogelijkheden voor informatie- en ontsluitine/uitwisseling/inbreng
    Bijvoorbeeld kernenergie in Nederland (1972). Er zijn 77 organen betrokken bij kernenergie. 17 bedrijven vormen de kern. Binnen het netwerk zijn er 16 ingenieurs die 4 of meer functies vervullen. J.H. Bakker had een hoofdfunctie (SEP), zad in industriële raad voor kernenergie, bij KEMA, lid van gemeenschappelijke kernenergie centrale nederland en in de algemene energieraad. Deze persoon vervult natuurlijk een belangrijke rol.

Tussen kennis en bevoegdheden verbonden met posities zit een spiraal. Als ingenieurs een topfunctie gaat vervullen is het noodzakelijk dat het management de waarde van zo'n ingenieur onderkent. Als bijvoorbeeld eenmaal een ingenieur uit Delft een goed manager is gebleken, zullen sneller Delfste ingenieurs daarvoor worden uitgekozen.