_ |
College TEMA 31 Maart 2000: Macht van de ingenieur | ||||||||||||||||||||||||
- PolyMEMS
- rtAIM
- Tema
- - Bedrijfsleven
- - Macht
- - Geschiedenis
|
College TEMA 31 Maart 2000 door Harry Lintsen ThematiekAlgemene probleemstelling bijvoorbeeld:
Als je naar advertenties kijkt zie je dat de opleiding technische natuurkunde zeer beperkt is. Vaak wordt buiten de vaardigheden die in de studie geleerd worden, ook gevraagd naar communicatieve vaardigheden, sterke persoonlijkheid, brede interesse. Bovenaan de lijst van gevraagde dingen staat communicatieve vaardigheden, dan sociale vaardigheden; flexibiliteit, doorzettingsvermogen, teamgeest, overtuigingskracht.
Het ingenieursberoep binnen het bedrijfHet interview gaat over de ingenieur, is erg opde beroepspraktijk gericht. Daar moet je bovenuit komen. Welke rol vervult niet de ingenieur, maar het ingenieursberoep binnen dat bedrijf (economische sector)? Daarvoor gaan we eerst kijken naar de tijd rond 1900. Rond 1900 was er over het algemeen het klassiek kapitalisme: klein familiebedrijf. Het hoofd is de ondernemer-handelaar-kapitalist. Deze was de eigenaar, financier, bedrijfsleider, in- en verkoper, vernieuwer en organisator tegelijk. Toen had 0.1% van de bevolking 24% bezit in handen. Rond 1974 had 0.1% van de bevolking 11% van het bezit in handen. In 1900 waren van alle bezittingen in Nederland 90% in handen van particulieren, in 1980 was dat minder dan 50%. De rest was in handen van collectieve vermogens. Dat zijn niet-commerciele organisaties (bijv. ANWB, consumentenbond), semi-prive vermogens (bijv. pensioenfondsen, lijfrentemaatschappijen), en orgaan vermogens (bijv. het verschil tussen de waarde aan aandelen en wat een bedrijf waard is). Je ziet dat in de 20e eeuw het bezit is verschoven van particuliere naar collectieve vermogens. Er is ook en verschuiving opgetreden van het management van de klassieke ondernemer naar het management. Wie behoort het management? Rond 1880 waren er 7% ingenieurs in de nijverheid en 2% als directeur of ondernemer. Dan treedt er een verschuiving op. Waren voorheen ingenieurs te duur en niet praktisch genoeg, rond 1900 konden ze een goede bijdrage leveren. In 1920 waren en 40% ingenieurs in de nijverheid en 14% was directeur of ondernemer. Niet alleen ingenieurs proberen daar een positie in te veroveren. In 1969 hadden ongeveer 450 personen een centrale rol in de commerciele sector. Daarvan waren ingenieurs 13%, juristen 32%, andere academici 25% waarvan economen 13%, en 30% had geen academische titel. Tegenwoordig zijn er wat meer economen dan juristen, maar ingenieurs blijven niet zo sterk vertegenwoordigd. Het gaat in deze netwerken om economie. De kern van dit netwerk wordt door de financiële wereld vertegenwoordigd en dit is een andere sector dan de technische. In technische bedrijven maken ingenieurs (HBO&TU) maken zo'n 60% van de president-directeuren uit. In Philips was in 1982 50% van het topmanagement ingenieur of natuurwetenschapper. Je ziet ook dat niet-academici hoge functies kunnen hebben. De ingenieur komt dus vaak voor in het management. Management bestaat uit twee delen:
De twee belangrijkste categoriëen zijn de eerste twee. Vroeger had Philips twee typen directeuren: commercieel en technisch directeur. Beide hadden die even grote bevoegdheden. Tegenwoordig is het gangbaar bij Philips dat er drie directeuren zijn: commercieel, financieel, technisch in die volgorde. Deze cultuuromslag heeft plaatsgevonden door de crisis bij Philips, waar daarvoor het technisch management te veel invloed had. Hierdoor had Philips het contact met de klant verloren. De omslag is gebeurd onder Boonstra en voorgangers. Nu eens kijken naar ingenieurs in de politiek. Van de tweede kamerleden heeft 89% een academische/HBO- opleiding. De technische wetenschappen zijn zwaar ondervertegenwoordigd. Dat is ook door de geschiedenis heen. Ongeveer 10% heeft een technische achtergrond. De meeste tweede kamerleden zijn voorheen als ambtenaar werkzaam geweest. Voor politicus moet je dus geen technische studie volgen. De macht zit echter niet bij de tweede kamer alleen. Het ambtelijk apparaat heeft een grote invloed op het beleid en daarvan heeft 36% een exacte wetenschap gestudeerd. 80% van het bestuur van de waterstaat is bijvoorbeeld ingenieur. De macht van ingenieurs in de Nederlands samenlevingOver macht wordt negatief gedacht. Het is eigenlijk overal in de samenleving zichtbaar. De docent bijvoorbeeld bepaald wat er gebeurd en de studenten zijn stil. Tentamens, de docent dwingt de student (weliswaar op een beperkt gebeid) te studeren. De student is niet geheel machteloos en kan protesteren bij de decaan, P-raad, subversieve acties. Macht is
Bronnen van macht
Tussen kennis en bevoegdheden verbonden met posities zit een spiraal. Als ingenieurs een topfunctie gaat vervullen is het noodzakelijk dat het management de waarde van zo'n ingenieur onderkent. Als bijvoorbeeld eenmaal een ingenieur uit Delft een goed manager is gebleken, zullen sneller Delfste ingenieurs daarvoor worden uitgekozen. |