Geldigheid
Een argumentatie is geldig als de conclusie altijd Waar is wanneer de premissen Waar zijn. Hoe zie je dat?
- Onderliggende argumentatievorm
- p1, p2, ..., pn Waar ↔ p1&p2&...&pn Waar
- p1&p2&...&pn |- q
- Dus: argumentatievorm is geldig als de conjunctie van alle premissen de conclusie logisch impliceert.
Praktijk:
- Waarheidstafel gebruiken om bovenstaande te bewijzen
- Geef conclusie de waarheidswaarde O en probeer alle premissen de waarheidswaarde W te geven. Als het lukt is het argument ongeldig.
- Afleiden: (p1&p2&...&pn) → q is een tautologie.
Inconsistente premissen
Wanneer de premissen inconsistent zijn (zowel p als ¬p is waar bij een van de premissen), is het argument altijd geldig. De conjunctie van de premissen is dan namelijk altijd Onwaar, onafhankelijk van de conclusie. Een dergelijk argument is echter niet deugdelijk.